Buurtschap ’t Wild
Ergens tussen 1250 en 1300 zijn bij ’t Wild, tussen Alem en Gewande, de eerste Maasdijken aangelegd. De buurtschap is ontstaan rond de uitwateringssluis. In de achttiende eeuw verscheen er ook een windwatermolen.
Aan het eind van de achttiende eeuw telde ‘t Wild 10 huizen, in 1850 eveneens 10 en omstreeks 1930 zelfs 23. Op dat moment was er ook een café gevestigd, waarin een telegraaf- en telefoonstation was ondergebracht. Post werd verzorgd vanuit Alem, het dorp waar de kinderen van ’t Wild naar school gingen en waar ook de parochiekerk stond.
In het najaar van 1944 rukten de geallieerden troepen op naar ’s-Hertogenbosch en vormde de Maas enkele maanden lang de frontlinie tussen bevrijd en niet bevrijd gebied. In deze periode werd de buurtschap praktisch met de grond gelijk gemaakt. Op 3 oktober 1944 gaf de Duitse SS aan de bewoners het bevel om hun huizen met hun bezittingen te verlaten. Daarop staken zij alles in brand. Na de bevrijding keerden de bewoners terug en werd ‘t Wild opnieuw opgebouwd.
Dat gebeurde niet precies op de plaats waar de oude huizen gestaan hadden, op de dijk, maar meer landinwaarts. Het ontwerp van de nieuwe kern is een typisch voorbeeld van de “Delftse School”.
Parochieel viel ‘t Wild oorspronkelijk onder Alem, maar na de Maaskanalisatie werden de inwoners ingedeeld bij de parochie Maren. Een eigen kerk of kapel heeft het gehucht nooit gehad. Na die Maaskanalisatie gingen de kinderen ook in Maren naar school.
Mobiel dorp, of Hoe Het Wild zich verplaatste (1945-1950)
In het najaar van 1944 trokken de geallieerde troepen op om ’s-Hertogenbosch te bevrijden. In deze periode werden langs de Maas enorme verwoestingen aangericht door de vechtende partijen. Ook het buurtschap ’t Wild werd in oktober 1944 bijna compleet verwoest.
Alle 23 huizen van het buurtschap stonden op of direct aan de Maasdijk. Dat was ook nodig, omdat de Beerse Maas het gebied daarachter regelmatig onder water zette.
In het vroege voorjaar van 1945 werd voor de wederopbouw van de dorpen in de gemeente Alem, Maren en Kessel de commissie “Dorp in de Polder” ingesteld. Het was een zware commissie: de dijkgraaf van het waterschap de Maaskant (tevens burgemeester van Oss) was voorzitter, en verder zaten daarin de ingenieur van het waterschap, de voorzitter van de afdeling Heesch van de N.C.B., de voorzitter van de ruilverkavelingscommissie Laag Hemaal en Lith, het hoofd van de Landbouwschool in Oss en een hoofdbestuurslid van de N.C.B. De commissie kwam dan ook met een gedegen rapport over de uitgangspunten.
Voor wat betreft Het Wild waren er zowel waterstaatkundige als stedebouwkundige bezwaren tegen wederopbouw van de huizen op de dijk (en het was zoals gezegd ook niet meer nodig voor de veiligheid). Het nieuwe dorpje moest aan de andere kant ook weer niet al te ver weg van de oude plek komen te liggen, zodat er op gerekend kon worden dat de vroegere bewoners zich daar wilden vestigen.
De geplande locatie lag wat hoger en op een kruising van enkele wegen, wat economisch gezien gunstig geacht werd. Daarop vooruitlopend werden er meteen al noodwoningen neergezet.
In december 1945 ontwierp de Provinciale Planologische Dienst op basis van die uitgangspunten een wederopbouwplan voor Het Wild. De provinciale weg zou op de kruising met de weg naar Oss verbreed worden tot een driehoekig pleintje (de “brink”). Daar zou eventueel ook de school komen en een strookje dubbele woon- of winkelhuizen. Langs de overige wegen was ruimte voor vrijstaande woningen of boerderijen. De Griend bleef in dit plan onbebouwd.
Het “brink”-idee was kenmerkend voor het denken van die tijd. Zo’n centraal dorpsplein werd gezien als onmisbaar onderdeel van het ideale Hollandse dorp. Ook de nieuwe vestigingen in de IJsselmeerpolders getuigen daarvan. We zien hier de grote invloed van wat in de architectuur en stedenbouw de “Delftse school” is gaan heten. Daarvan getuigen ook de eerste huizen van Het Wild: eenvoud, baksteen, historiserende elementen als luiken voor de ramen en eigen stoepen.
Het wederopbouwplan werd in augustus 1947 aan Gedeputeerde Staten voorgelegd, dat het vervolgens doorstuurde naar het College van Algemene Commissarissen voor de Wederopbouw. Dat college stelde het uiteindelijk op 14 januari 1950 vast. En zo werd de kern van Het Wild een paar honderd meter verplaatst (overigens zonder dat de bewoners daar nu veel in te zeggen hadden gehad).